Shania liep door een groot gebied wat het paradijs werd genoemd. Zo paradijserig vond ze het nog niet. Ze stopte omdat ze een zacht gehuil hoorde. Een jankende struik? dacht Shania verwonderd. Ze duwde voorzichtig de struik opzij en zag een wolven jong, bijna over haar welpen tijd heen. De wolf keek haar aan, maar leek Shania niet als een bedreiging te zien. Vreemd genoeg, kwispelde de wolf een beetje! Shania pakte heel voorzichtig de welp op, en keek in de amberkleurige ogen. "Zanita" zei ze. "Zanita, mijn hulp in het leven. Samen gaan wij op jacht en zullen wij groot worden" ze zette de welp weer neer en gaf het een reep gedroogd vlees. Zanita at het vrolijk op, waarna ze Shania aankeek. Shania wenkte met haar hoofd dat ze weer moesten gaan, en samen met Zanita trok ze door het paradijs.